In de kring gaan we het hebben over kerstmis. Vraag de kinderen of ze weten wat kerstmis is, of ze de kerstman kennen en of ze dit thuis vieren. Leg in het midden van de kring een kerstkaart, kerstboom en kerstklok. Vraag vervolgens aan de kinderen of ze weten wat het is. Hierna start je het liedje en gaan we beginnen. 

Zorg dat je de 5 BAK- woorden benoemt. Zorg ervoor dat zoveel mogelijk kinderen aan de beurt komen om iets te vertellen. Rond eerder af of ga iets langer door als je merkt dat dit nodig is. 

Kring: een kerstkaart, kerstboom en kerstklok.

Proefje 1: Kerstkaart verven met je hand; Wit papier, zwarte stift, groene verf, rode verf, gele verf, glitters.

Proefje 2: Kerstboom maken van een dennenappel; Dennenappels, groene verf, kwasten.

Proefje 3: De baard van de kerstman scheren; Een gelamineerd plaatje van de kerstman, scheerschuim, een scheermes van karton.

Proefje 4: Kerstklokjes van groot naar klein leggen; Plaatje van een kerstklokje in 5 verschillende groottes.

Proefje 5: Voelbak met verschillende kerstspullen; Bak, kleine kerstballen, kerstklokjes, nep sneeuw en een pincet.